.

.

zaterdag 10 november 2012

Twee treinen

Ik zat eens naar mijn beeldscherm te kijken.
Al een poosje had ik een bepaald stukje in m’n hoofd met als thema: christenen naast niet-christenen. Ik stelde mijzelf daar een beeld van voor. Hoe staan wij als christenen in de maatschappij en hoe staan niet-christenen naast ons, christenen. Hoe maken zij hun keuzes?

Ik had een 'plaatje' voor me van twee sporen naast elkaar en een rode rijdende trein.
Langzaam wordt die trein ingehaald door een andere, witte trein en als ze naast elkaar rijden, remt de witte trein af, tot hij op dezelfde snelheid rijdt als de rode.
De rode trein heeft aan beide zijden deuren die open staan en de witte heeft alleen openstaande deuren aan de zijde van de rode trein.
Ik zit in de rode trein en zie af en toe mensen van de ene trein naar de andere springen. In die witte trein zitten mensen die er allemaal enigszins gelukkig of vrolijk uitzien en de lampen in die trein zorgen voor een flinke berg licht. In mijn trein brandt slechts hier en daar een storend flinkerende lamp, die veel te weinig licht geeft.
Ik wil wel naar die witte trein toespringen, maar ik durf niet. Ik zie het andere mensen doen.
Kijk! Die mevrouw naast me! Die stond op en liep naar de deur. Ze keek naar beneden, waar ze het spoor onder zich voorbij zag flitsen. Ze keek weer naar die open deuren en opeens was ze aan de andere kant, in de witte trein. Ik twijfel. Ik wil wel, maar stel je voor dat ik uitglij. Je zal net zien dat MIJ dat overkomt. Ik kijk uit het raam en weet dat de beide sporen ergens in de verte uit elkaar zullen gaan. De rode trein rijdt door en de witte gaat langs kronkelwegen naar boven, tegen een berg op. Toch lijkt het, als ik zo naar de horizon kijk, of ze wel uit elkaar gaan, maar ergens aan de horizon toch weer bij elkaar komen. Of is dat maar gezichtsbedrog?
Dan hoor ik ineens iemand mijn naam roepen. Ik draai me om en kijk weer naar de dichtstbijzijnde deur. Daar staat, in de witte trein, iemand in wat lijkt op een witte jurk ofzo. Diegene steekt de hand uit en roept nog eens mijn naam. Ik sta op, loop voorzichtig in de richting van de deur, maar blijf in de opening staan. Ook ik kijk naar beneden en zie de spoorrails gevaarlijk snel onder me voorbij flitsen. Ik durf niet, maar ik wil óh zó graag... En dan opeens...sta ik in de witte trein. Ik wordt luid verwelkomd met hoera-geroep en geklap. Her en der kloppen mensen me op de schouders, maar ik weet dat ik niet gesprongen ben en al dat verwelkomende geschouderklop dus niet verdien. Ík was het niet, die sprong. Integendeel: degene in die ‘witte jurk’ heeft me naar zich toegetrokken. Ik wil dat uitroepen, maar ik ben zo blij dat ik nu daar ben, dat het er niet van komt. Ik laat dan ook de feestvreugde in de witte trein maar gewoon over me komen en ik geniet ervan.
Eenmaal zittend op één van de zachte banken kijk ik uit het raam. Ik zie die rode trein naast ons rijden. Kijk! Daar zat ik zonet nog. Dáár, op díé plaats. En dan opeens, terwijl ik daar zat te kijken, zie ik door het raam ineens iemand van de witte trein overspringen naar de rode. Ik hoor stemmen van verdriet.
En zonder het in de gaten te hebben, merk ik dat ik huil om diegene. Ik voelde ook zomaar verdriet omdat die weer terug naar de rode trein sprong.
Ik roep hem. Ik probeer hem hier te houden, te bewegen weer terug te komen en terwijl ik dat doe, bemerk ik voor mezelf een zekere herkenning. Ik kende die sprong....
Jaren daarvoor deed ik hetzelfde...sprong ook terug naar die andere, zo bekende trein.
En opeens begrijp ik, waarom ik in die witte trein zit! Opeens begrijp ik wat mijn doel is, waarvoor ik op deze aarde ben! Het is plotseling, als donderslag bij heldere hemel, duidelijk waarom die witte trein net zo langzaam rijdt als die rode. Het is de bedoeling, dat ik er alles aan doe om te laten zien hoe mooi en fijn en behaaglijk het is in mijn ‘nieuwe’witte trein! Het is de bedoeling dat ik zoveel mogelijk mensen help om, net als ik, over te steken.

En dan zie ik langzaam de rode en witte trein elkaar verlaten. Aan de voet van een berg splitsen de sporen zich en de rode rijdt naar links weg. Nu kan ik hem niet meer zien, de berg zit ertussen en we gaan langzaam omhoog, tegen de berg op....

Dit verhaal had ik al enkele dagen in mijn hoofd en ik had het uitgewerkt om het misschien eens te plaatsen op m'n weblog.
Die zondagmorgen in de kerk sprak er een voorganger die luistert naar de naam Jan.
Dat is alles wat ik van hem weet.
En die voorganger... vertelde MIJN verhaal! Ik had het zelf verzonnen/bedacht. En nog tegen niemand gezegd. Ook nog niet geplaatst. Hij kón mijn verhaal op geen enkele wijze kennen!

Na de dienst wilde ik hem aanspreken. Wílde ja, maar ik durfde niet..
Tamelijk van mijn stuk gebracht ging ik naar huis, niet goed raad wetend met wat me zojuist was overkomen; niet goed wetend wat ik hiervan moest denken.....

Sebo

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dankjewel voor je reactie en ik wens je nog veel leesplezier.